Dit zijn de dakloze jongeren van Amsterdam
Octavia hing in het Amsterdamse Vondelpark rond, Sander meldde zich in de Havenstraat: twee leden van het groeiende leger jonge daklozen vertellen hoe het kwam.
Door: Haro Kraak 24 juli 2017, 19:30
Op straat zul je ze niet zo snel als zodanig herkennen, maar dakloze jongeren vormen een groeiende groep, vooral in de grote steden. Van de 31 duizend daklozen in Nederland waren er in 2016 ruim 12 duizend jonger dan 30 jaar, volgens cijfers van het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS). Een jaar eerder waren dat er nog 8 duizend.
De stijging is opmerkelijk, zeker omdat het totale aantal daklozen ongeveer gelijk bleef. Het gebrek aan goedkope woningen in de grote steden en het strengere huisuitzettingsbeleid van corporaties zijn, volgens het CBS, de belangrijkste oorzaken van de groeiende groep dakloze jongeren.
En er speelt nog iets: als een ouder met een bijstandsuitkering een volwassen kind in huis heeft, wordt de uitkering gekort. Die ‘kostendelersnorm’ werd in 2015 ingevoerd. Daardoor zien sommige ouders zich genoodzaakt hun kind de deur te wijzen. Ook bezuinigingen in de psychiatrische zorg leiden ertoe dat jonge probleemgevallen vaker op straat belanden.
Bedelen bij de supermarkt doen dakloze jongeren zelden en hun gezicht is nog niet getekend door jarenlang ongezond leven
In de media gaat het vaak over verwende millennials die van festival naar festival hoppen en de terrasjes in de binnensteden bevolken, in werkelijkheid is het stadsleven voor veel jongeren veel te duur. De stad trekt, maar ze verdwijnen er in de rafelranden: op straat of in de opvang.
Bedelen bij de supermarkt doen dakloze jongeren zelden en hun gezicht is nog niet getekend door jarenlang ongezond leven. Bovendien zorgen ze er meestal voor dat hun kleren niet stinken en dat hun haar goed zit. Wie zijn die jongeren? De Volkskrant laat twee van hen aan het woord.
Octavia
Octavia in het Vondelpark. © Stefanie Gratz
‘Is dit het leven dat je wilt leiden?’
Octavia woonde al een paar weken in het Vondelpark toen ze haar vader tegenkwam. Het was een zonnige dag. Ze stond met een groepje vrienden te praten en zag dat iemand naar hen stond te kijken. Ze schrok toen ze besefte wie de man op de fiets was. De laatste keer dat ze haar vader had gezien of gesproken, was toen ze thuis op haar 20ste haar spullen had gepakt en zei dat ze naar haar werk ging. Dat was een maand geleden.
‘Is dit het leven dat je wilt leiden?’, vroeg hij die middag in het park.
Dat moest híj zeggen, dacht ze: haar vader verdiende al jaren zijn geld als dealer in Amsterdam. ‘Ja’, zei ze, ‘dit is wat ik wil.’ Haar hart ging tekeer. Ze dacht dat hij het er niet bij zou laten zitten, maar zonder verder iets te zeggen stapte hij op zijn fiets en vertrok.
Het had allemaal niet zo hoeven lopen. Als haar vader, een Surinaamse man van 63, Octavia niet zo streng en ouderwets had opgevoed, was ze nooit weggelopen, was ze nooit begonnen met liegen. Maar ze mocht niets, helemaal niets. Het was alsof ze geen adem kon halen thuis.
Juist omdat haar vader als dealer de gevaren van het uitgaansleven goed kende, hield hij haar kort. Ze mocht niet naar feestjes, ze mocht geen vriendinnen mee naar huis nemen. Het enige waarvoor ze deur uit mocht, was haar werk als serveerster. Dat was dus de ideale smoes: ik moet werken, het loopt uit, ik ben later.
Vondelparkgroep
Streetcornerwork
De interviews met Sander en Octavia kwamen tot stand dankzij bemiddeling van Streetcornerwork, een non-profitorganisatie die dakloze, verslaafde en kwetsbare jongeren helpt. Veldwerkers leren de jongeren kennen op straat. Vervolgens brengen ze de jongeren in contact met de juiste instanties om hun problemen aan te pakken, bijvoorbeeld schuldsanering. Streetcornerwork is gevestigd in Amsterdam, Haarlem, Heemstede, Heemskerk, Velsen en Woerden.
En dan ging ze naar het park. Met een groep jongeren, van 13 tot 30, hing ze rond, lag ze op het gras en gebruikte ze drugs. Pillen in het begin. Bijna elke dag. Als het lekker weer was, nam ze xtc en tripte ze in de zon. Hun favoriete plek was bij de brug, waar tramlijn 3 overheen rijdt en waaronder de zwervers hangen.
Aardige mannen, vond ze. De oudere daklozen zorgden voor de jongeren, letten op dat ze niet te veel drugs gebruikten en dat ze niet werden lastiggevallen.
Op mooie dagen waren ze soms wel met 150 mensen, een man of dertig woonde in het park, de rest sloot zich aan als ze zin hadden. Het was een gevarieerde groep: van gymnasiast tot schooluitvaller, in alle kleuren. Bij instanties – de politie, de ggd en hulporganisaties – stonden ze bekend als de Vondelparkgroep. Octavia voelde zich vrij als ze bij hen was. De buitenbeentjes kwamen bij elkaar; samen waren ze geen buitenbeentjes meer. Bij gebrek aan een echte familie werd de Vondelparkgroep haar nieuwe familie. Toen ze eenmaal van de vrijheid had geproefd, wilde ze meer. Ze wilde niet meer liegen tegen haar vader.
Ranzig
Een stabiele thuissituatie heeft de inmiddels 23-jarige Octavia nooit gehad. Haar vader heeft vijf kinderen bij drie vrouwen. Haar moeder heeft zeven kinderen. Ze zat de hele jeugd van Octavia in de gevangenis. Op haar 19de ontmoette Octavia haar moeder voor het eerst.
De eerste vier jaar van haar leven woonde ze bij haar oom en tante. Daarna tot haar 8ste bij haar vader. Vervolgens moest Octavia voor twee jaar naar een tehuis. Vanaf haar 10de woonde ze weer bij haar vader. Totdat ze op haar 20ste het huis verliet en een koepeltentje opzette in de bosjes van het park.
Drie maanden woonde ze met twee anderen in dat tentje zonder dat iemand erachter kwam. Ja, het werd wel ranzig na een tijdje. Maar ze sliep meestal toch niet daar. De nacht haalde ze door met de anderen, strak van de speed en de pillen. Overdag sliep ze in het gras.
Ze gebruikte alles door elkaar: coke, speed, 2cb, lsd, truffels
Ze werkte toen allang niet meer. Geld leende ze van vrienden. Of ze máákte geld. Een fiets die ergens niet op slot stond, nam ze mee en verkocht ze voor een tientje aan andere daklozen. Eén keer per week kwam een fietsenhandelaar langs die de fietsen van hen weer overnam. Soms jatte ze wat te eten bij de Albert Heijn. Door het drugsgebruik boeide het haar allemaal niet meer of ze werd gepakt of ze de bak in zou gaan – dan zou ze in elk geval een bed en een boterham krijgen toch? Ze heeft er geen spijt van, eindelijk kon ze doen wat ze wilde.
Het is eigenlijk een wonder dat het zo lang goed ging. Ze gebruikte alles door elkaar: coke, speed, 2cb, lsd, truffels. Dat deed iedereen. Niemand kreeg een overdosis. Ze werd niet lastiggevallen. Ja, er was af en toe een vechtpartijtje, maar dat lokte de groep vaak zelf uit. Wie aan één van hen zat, zat aan hen allemaal. Toch blijft het niet lang leuk, elke dag drugs gebruiken. In een paar maanden was ze 35 kilo afgevallen, van een fors meisje van 95 kilo was ze een dunne spriet geworden.
Winteropvang
En het werd kouder. De winteropvang was een stuk minder leuk dan het park. Na tien maanden leven in het park, ging ze op gesprek bij de ggd. Na een screening werd besloten dat ze moest afkicken, een detox van twee weken.
In de kliniek besefte ze pas goed waar ze mee bezig was. Octavia was de jongste van een groep verslaafden. Een man van 30 was al vijftien jaar cokeverslaafd en had de vreselijkste dingen meegemaakt. Als ik nu niet stop, dacht ze, word ik net zo.
Nu woont ze met een ander meisje in een appartement in Geuzenveld, in een begeleid woontraject. Ze werkt in de keuken van een hotel, met fijne collega’s. Geen van de mensen uit de Vondelparkgroep woont nog in het park, maar ze zien elkaar nog wel. Gewoon, in een huis.
Sander
De eerste keer dat Sander de winteropvang binnenkwam, besefte hij dat dit het dieptepunt was van zijn leven. Het was begin januari en steenkoud. Hij vergeet nooit de geur op zaal: een mengeling van tweedehandskleren, oude koffie, peuken en zweet, vooral zweet.
In het voormalige huis van bewaring op de Havenstraat in Amsterdam zag Sander de andere toekomstlozen: mensen die verslaafd of psychotisch zijn, al jaren op straat leven, stinkende zwervers en trillende junkies. En daar zat hij tussen, een jongen van 24, zonder opleiding, geen plan voor de toekomst.
Dit is niet mijn leven, besloot hij. Zo kan het niet langer.
Liever had Sander nog steeds buiten geslapen, zoals hij al ruim drie maanden deed, maar hij wist dat hij vier weken in de winteropvang moest overnachten als hij iets aan zijn situatie wilde veranderen. Alleen zo kon hij bewijzen aan de Dienst Werk en Inkomen (DWI) dat hij dakloos was. Dat moest als hij in aanmerking wilde komen voor een postadres, het begin van een nieuw leven.
Sander zocht een plekje uit, ging liggen, sloot zijn ogen en probeerde de stank te negeren. Nog vier weken, dacht hij.
Kost en inwoning
Het was begonnen met een brief, negen maanden eerder. Sander zat met zijn vriendin op zijn bed toen zijn moeder de kamer binnenkwam en een opgevouwen A4’tje op tafel legde. Zonder iets te zeggen ging ze weer weg. In de brief, die zijn moeder samen met een hulpverlener had geschreven, stond een duidelijke boodschap: per 1 september moet je het huis uit.
Het was maart. Zijn moeder had hem een termijn van een half jaar gegeven.
Sander was 23 en weigerde al twee jaar kost en inwoning te betalen. Dat had een simpele reden: zolang de islamitische man, met wie zijn moeder voor de moskee was getrouwd en voor wie ze was bekeerd, niet mee zou betalen aan het huishouden, deed hij dat ook niet.
De man, met wie Sander nog nooit een gesprek van enige betekenis had gehad, stond niet ingeschreven op hun adres in Amsterdam-Noord, hij was illegaal. Dat zijn moeder opeens vijf keer per dag ging bidden, een hoofddoek ging dragen en geen varkensvlees meer at, vond hij geen probleem, dat moest ze zelf weten. Maar dat voor de man andere regels golden dan voor hem, accepteerde hij niet.
Sander had meerdere opleidingen verpest, flinke schulden opgebouwd en blowde dagelijks
Sander moest betalen, vond zijn moeder. Zij werd op haar huurtoeslag gekort omdat er, sinds Sander 21 werd, een volwassene gratis in huis woonde. Het gevolg van die kostendelersnorm uit 2015. Doras, de organisatie die zijn moeder hielp met haar schulden, adviseerde haar Sander een keus te geven: betalen of vertrekken.
Op dat moment was zijn leven al vrij ingewikkeld. Met zijn vader, een Marokkaanse man, had hij al jaren geen contact. Sander had meerdere opleidingen verpest, flinke schulden opgebouwd en blowde dagelijks. Vaak kwam hij om drie of vier uur ’s middags uit bed, moe van de hele nacht gamen en blowen.
Schulden
Niemand had hem ooit geleerd met geld om te gaan. Zijn ouders, die uit elkaar gingen toen Sander 17 was, hadden altijd schulden gehad en waren onder bewindvoering geplaatst. Het leefgeld dat ze per week kregen, moest worden overgemaakt naar een aparte rekening. Die hadden ze nooit geopend; ze gebruikten de rekening van Sander, toen nog een tiener.
Om de geldstromen uit elkaar te houden, moest hij van zijn ouders elke maand het salaris van zijn krantenwijk in één keer opnemen. Met 380 euro contant op zak liep hij aan het begin van elke maand rond. Dat ging binnen twee weken op aan wiet en andere dingen.
Niemand vertelde Sander dat hij vanaf zijn 18de een zorgverzekering moest afsluiten. Toen hij er eenmaal achterkwam dat dat een wettelijke plicht was, had hij al een betalingsachterstand van meer dan 1.000 euro. Zo werd een leven met schulden net zo gewoon voor Sander als voor zijn ouders.
Op 1 september, keurig volgens de afspraak, pakte hij zijn spullen in dozen en reed ze met een gehuurd busje naar een opslagruimte die hij voor een klein bedrag huurde. Hoewel hij een parttime-administratief baantje had, kon hij geen huurwoning betalen. De eerste maand sliep hij bij vrienden. Maar op een gegeven moment ging dat niet langer.
Hij vertelde niemand dat hij op straat ging slapen. Hij liep naar het Noorderpark in Amsterdam-Noord en vond er een bankje. Zijn tas gebruikte hij als kussen, zijn winterjas ritste hij dicht tot zijn kin. Hij was niet bang of zenuwachtig, wel ongelukkig. Nog nooit had hij zich zo alleen gevoeld.
De dag daarna sliep hij in het Vliegenbos. Ergens achteraf bij een vijvertje was een rustig plekje met een bankje. Na een paar uur werd hij wakker met een nat gezicht. Het regende. Hij stond op en ging lopen, om maar te bewegen. Schuilde onder een viaduct. En baalde.
Twee regels
Als hij geld had, ging hij naar de kapper
Hij had twee regels. Zijn telefoon zou hij altijd op tijd opladen. En hij zou er verzorgd uitzien. Een tandenborstel en een bus deo had hij in zijn tas. Bij vrienden kon hij douchen. Als hij geld had, ging hij naar de kapper. Zo kon hij gewoon naar zijn werk. Zijn collega’s wisten van niets.
De vier weken in de winteropvang waren er zeven geworden. Begin februari had Sander via een uitzendbureau een baantje gekregen bij de klantenservice van De Persgroep. Zijn andere baantje was hij vanwege een reorganisatie kwijtgeraakt. Een bijkomend probleem was dat zijn paspoort verlopen was en hij geen contract kon tekenen. En dus ook geen loon kon ontvangen.
De dag nadat hij via DWI zijn postadres had gekregen, een postvakje eigenlijk, ging Sander naar de Stopera op het Waterlooplein om zich op dat adres in te schrijven bij de gemeente. De baliemedewerker hoorde zijn verhaal aan en zei: ‘Over zes weken is er voor het eerst plek voor een afspraak om je in te schrijven.’
Zes weken? Kon het niet eerder?
Paspoort
Sander nam iemand van het uitzendbureau in vertrouwen
Hij mocht dagelijks bellen in de hoop dat er een andere afspraak afgezegd zou worden, zei de man. Op de derde dag had Sander beet. Zijn afspraak werd twee weken vervroegd. Daar moest hij het mee doen.
Half maart vond hij via Streetcornerwork, een organisatie die dakloze jongeren helpt, een tijdelijke woonplek in een opvanghuis in het Westerpark. Toen de inschrijving bij de gemeente eind maart eindelijk rond was, stond hij weer bij de balie van de Stopera. Of hij een nieuw paspoort kon aanvragen. Nee, zo makkelijk ging het niet. Het duurde twee of drie werkdagen voordat de inschrijving verwerkt zou zijn in het systeem.
Ondertussen zat het uitzendbureau hem achter de vodden: hij kon niet blijven werken als hij geen geldig identiteitsbewijs liet zien en geen contract kon tekenen. Sander nam iemand van het uitzendbureau in vertrouwen: hij vertelde, voor het eerst, dat hij maanden op straat had geleefd. De man had begrip voor zijn verhaal en maakte een uitzondering voor hem.
Twee dagen later vroeg hij met spoed een paspoort aan, wat hem 90 euro kostte, een rib uit zijn lijf. Toen hij die dinsdag met zijn nieuwe paspoort het stadhuis uitliep, wist hij dat zijn ergste problemen voorbij waren. Het zou niet makkelijk worden, maar hij had weer een toekomst.
Lees verder
Erdan is 5 jaar en al een jaar dakloos
Al meer dan een jaar leven Erdan en zijn moeder in een opvang voor onbehuisden. In Nederland zijn duizenden kinderen zoals hij. Als het aan de Tweede Kamer ligt, krijgen zij voortaan betere hulp. (+)
Dit Spaanse restaurant heeft waardigheid op het menu
‘Zij die niets hebben’ krijgen in Madrid hulp van vader Ángel. De priester heeft een restaurant waar armen gratis kunnen eten en zijn kerk is 24/7 open voor daklozen. ‘Het belangrijkste is waardigheid.’ (+)